Lever
Lever (definitie) (Bron)
De lever (Grieks: hepar, Latijn: iecur) is een belangrijk en veelzijdig orgaan bij gewervelde dieren en dus ook bij de mens. Het speelt een belangrijke rol in het metabolisme. In het menselijke lichaam is het beveiligd door de onderste ribben van de borstkas, rechtsboven in de buikholte. Met een gewicht van anderhalve kilo en 20% van het zuurstofverbruik is de lever, het meest actieve, na de huid het zwaarste en na de hersenen ook het meest veelzijdige orgaan.
Functies (Bron)
De leverfuncties kunnen worden verdeeld in drie hoofdgroepen:
- Vasculaire functie: de lever bevat een betrekkelijk groot bloeddepot en kan bijdragen aan de erytropoëse
- Secretoire functie: productie van gal. De gal wordt vervolgens opgeslagen in de galblaas.
- Metabole functie: is zeer breed, bijvoorbeeld:
- koolhydraatstofwisseling
- vetstofwisseling
- eiwitstofwisseling
- detoxificatie van stoffen.
- hormoonafbraak
- opslag van ijzer
Bouw van de lever (Bron)
De lever ligt rechts boven in de buikholte met zijn bolle kant tegen het middenrif. De lever is het grootste orgaan in onze buikholte (hij weegt bij volwassenen circa 1,5 kg) en wordt ook wel de chemische fabriek van het lichaam genoemd.
De lever stroomt het zuurstofarme bloed dat door de poortader wordt aangevoerd en dat afkomstig is uit he darmgebied, uit de alvleesklier en de milt. Bovendien ontvangt de lever zuurstofrijk bloed vanuit de leverslagader. Al het bloed verlaat de lever door de leverader, die in de onderste holle ader uitmondt.
De lever bestaat uit een groot aantal zeshoekige leverlobjes. Elk leverlobje heeft een doorsnede van 2-3 mm en een dikte van 1mm. In deze lobjes zitten de levercellen.
De producten die de levercellen maken komen niet alleen in de leverader terecht. Een gedeelte wordt afgevoerd via de galgang naar de galblaas. Vanuit de galblaas gaat de gal naar de dunne darm.
De lever stroomt het zuurstofarme bloed dat door de poortader wordt aangevoerd en dat afkomstig is uit he darmgebied, uit de alvleesklier en de milt. Bovendien ontvangt de lever zuurstofrijk bloed vanuit de leverslagader. Al het bloed verlaat de lever door de leverader, die in de onderste holle ader uitmondt.
De lever bestaat uit een groot aantal zeshoekige leverlobjes. Elk leverlobje heeft een doorsnede van 2-3 mm en een dikte van 1mm. In deze lobjes zitten de levercellen.
De producten die de levercellen maken komen niet alleen in de leverader terecht. Een gedeelte wordt afgevoerd via de galgang naar de galblaas. Vanuit de galblaas gaat de gal naar de dunne darm.
Functies van de lever (Bron)
Het bloed dat via de poortader in de lever komt, wordt hier gecontroleerd. De lever vervult een groot aantal functies in ons lichaam. Op enkele daarvan gaan we wat dieper in.
Handhaven van de suikerconcerntratie in het bloed
Bijna elke keer wanneer je eet of drinkt komen er koolhydraten in je maagdarmkanaal. Die koolhydraen worden omgezet in enkelvoudige suikers die in je bloed komen. De suikerconcentratie in je bloed zou dus erg wisselend zijn. Omdat je cellen (vooral je hersencellen) een constante hoeveelheid suiker nodig hebben, regelt de lever het bloedsuikergehalte. Dat gebeurt door een tweetal hormonen uit je alvleesklier. Een teveel een suiker in het bloed kan worden opgeslagen in de lever in de vorm van glycogeen (een polysaccharide). Is de maximale opslagcapaciteit bereikt, dan gaan je nieren de rest van het suiker uitscheiden. Zoete urine is vaak een teken da er met de suikerstofwisseling iets niet goed is.
Als er te weinig suiker in je bloed zit, kan er vanuit de opslag in de lever extra suiker aan het bloed worden afgegeven. Levercellen kunnen ook suikers in aminozuren en vetzuren omzetten. Het omgekeerde gebeurt ook.
Bewerken en verwerken van eiwitten
Het lichaam kan geen eiwitten of aminozuren opslaan. In de levercellen kunnen eiwitten veranderd worden. Aminozuren kunnen uit elkaar gehaald worden. De brokstukken worden voor verschillende doeleinden hergebruikt. De aminorgroepen van de aminozuren kunnen worden omgezet in ureum, een afvalprodukt. De ureum wordt door de lever afgegeven aan het bloed. Via de nieren (in de urine) verlaat de ureum ons lichaam. De overige resten van de aminozuurmoleculen worden gebruikt bij de verbranding in de cellen. Ontgiften
De lever heeft een ontgiftende werking. Allerlei schadelijke stoffen die met het voedsel worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld alcohol en medicijnen, worden in de lever omgezet in stoffen die minder schadelijk zijn en die bovendien beter oplosbaar zijn. Ze kunnen in deze vorm gemakkelijker via de nieren uit het lichaam worden verwijderd.
gal
De lever vormt gal. Per dag wordt ongeveer 0,7 liter gal gemaakt. Het wordt in de galblaas bewaard en zonodig aan de twaalfvingerige darm afgegeven. Gal bevat galzure zouten, gevormd uit onder andere cholesterol, die vetten verdelen in kleine bolletjes (=emulgeren) en daardoor en vetvertering vergemakkelijken. Bovendien komen in gal galkleurstoffen voor. Deze ontstaan doordat in de lever een afbraakprodukt van hemoglobine uit het bloed wordt opgenomen. Het wordt daar omgezet en met de gal uitgescheiden. Deze kleurstoffen geven de kleur aan de uitwerpselen.
Stofwisseling
De lever is de kachel in ons lichaam. Het is een zeer actief orgaan. Dit blijkt uit het hoge zuurstofverbruik van de lever en uit het feit dat de temperatuur van de lever gewoonlijk 1-2 graden hoger is dan de lichaamstemperatuur.
Handhaven van de suikerconcerntratie in het bloed
Bijna elke keer wanneer je eet of drinkt komen er koolhydraten in je maagdarmkanaal. Die koolhydraen worden omgezet in enkelvoudige suikers die in je bloed komen. De suikerconcentratie in je bloed zou dus erg wisselend zijn. Omdat je cellen (vooral je hersencellen) een constante hoeveelheid suiker nodig hebben, regelt de lever het bloedsuikergehalte. Dat gebeurt door een tweetal hormonen uit je alvleesklier. Een teveel een suiker in het bloed kan worden opgeslagen in de lever in de vorm van glycogeen (een polysaccharide). Is de maximale opslagcapaciteit bereikt, dan gaan je nieren de rest van het suiker uitscheiden. Zoete urine is vaak een teken da er met de suikerstofwisseling iets niet goed is.
Als er te weinig suiker in je bloed zit, kan er vanuit de opslag in de lever extra suiker aan het bloed worden afgegeven. Levercellen kunnen ook suikers in aminozuren en vetzuren omzetten. Het omgekeerde gebeurt ook.
Bewerken en verwerken van eiwitten
Het lichaam kan geen eiwitten of aminozuren opslaan. In de levercellen kunnen eiwitten veranderd worden. Aminozuren kunnen uit elkaar gehaald worden. De brokstukken worden voor verschillende doeleinden hergebruikt. De aminorgroepen van de aminozuren kunnen worden omgezet in ureum, een afvalprodukt. De ureum wordt door de lever afgegeven aan het bloed. Via de nieren (in de urine) verlaat de ureum ons lichaam. De overige resten van de aminozuurmoleculen worden gebruikt bij de verbranding in de cellen. Ontgiften
De lever heeft een ontgiftende werking. Allerlei schadelijke stoffen die met het voedsel worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld alcohol en medicijnen, worden in de lever omgezet in stoffen die minder schadelijk zijn en die bovendien beter oplosbaar zijn. Ze kunnen in deze vorm gemakkelijker via de nieren uit het lichaam worden verwijderd.
gal
De lever vormt gal. Per dag wordt ongeveer 0,7 liter gal gemaakt. Het wordt in de galblaas bewaard en zonodig aan de twaalfvingerige darm afgegeven. Gal bevat galzure zouten, gevormd uit onder andere cholesterol, die vetten verdelen in kleine bolletjes (=emulgeren) en daardoor en vetvertering vergemakkelijken. Bovendien komen in gal galkleurstoffen voor. Deze ontstaan doordat in de lever een afbraakprodukt van hemoglobine uit het bloed wordt opgenomen. Het wordt daar omgezet en met de gal uitgescheiden. Deze kleurstoffen geven de kleur aan de uitwerpselen.
Stofwisseling
De lever is de kachel in ons lichaam. Het is een zeer actief orgaan. Dit blijkt uit het hoge zuurstofverbruik van de lever en uit het feit dat de temperatuur van de lever gewoonlijk 1-2 graden hoger is dan de lichaamstemperatuur.