Huid
Huid (definitie) (Bron)
Huid (Latijn: cutis) of vel vormt de buitenste bekleding van het lichaam van mens en dier. Bij de mens wordt de huid beschreven als het grootste orgaan, omdat de gehele huid meer weegt dan elk van de andere interne organen. Bovendien bevat de huid, net als interne organen, verschillend gespecialiseerde cellen die samen een functie vervullen. Het is bovendien het enige orgaan dat zonder verdere ingrepen of hulpmiddelen van buitenaf bekeken kan worden. Waarnemen van de huid levert soms belangrijke informatie op over het al of niet goed functioneren van het lichaam als geheel.
Epidermis (Bron)
De epidermis bestaat uit een vijftal lagen.
De bovenste laag is het stratum corneum, de hoornlaag. Deze laag bestaat uit dode (verhoornde) afgeplatte cellen. In deze laag zit meestal wat cholesterol, een hydrofobe stof, wat vochtverlies voorkomt.
Onder de hoornlaag ligt het stratum lucidum, de heldere laag. Deze laag wordt zo genoemd omdat deze bij de meeste kleuringen helder oplicht onder de microscoop. Deze laag komt alleen in de wat dikkere huid, zoals op de handpalmen en de voetzolen.
De derde laag in de epidermis is de stratum granulosum. Deze laag bevat keratohyaliene korrels. Onder deze laag ligt het stratum spinosum. Dit is de grootste cellaag in de epidermis. Deze bevat zogenaamde stekelcellen die met elkaar verbonden zijn via keratinefilamenten. Dit geeft wat stevigheid.
De vierde laag in de epidermis is de stratum spinosum, de stekelcellaag. De cellen in deze laag zijn onderling sterk verbonden via de zogenaamde desmosomen (celbruggetjes), waardoor het er, onder de microscoop, uitziet alsof de cellen van deze laag 'stekels' hebben. Celdeling vindt in deze laag niet meer plaats. In de normale gezonde huid is dit de breedste laag. Wanneer het aantal cellen in deze laag groter is dan normaal noemen we dit acanthose. Men spreekt van spongiose als er zich in deze laag tussen de cellen teveel oedeem (vocht) bevindt. Het stratum spinosum en stratum basale samen noemen we de laag van Malpighi.
De onderste laag in de epidermis is het stratum basale, de basale laag. Alle bovenliggende cellen ontstaan meestal uit deze laag. Deze laag bestaat namelijk uit levende, delende cellen. Hoe hoger je in de huid komt, hoe platter de cellen worden en hoe minder levende cellen er zullen zijn. De bovenste lagen van de epidermis bevatten slechts dode cellen. In de basale laag komen ook melanocyten voor. Deze zorgen voor bescherming tegen UV-straling.
De bovenste laag is het stratum corneum, de hoornlaag. Deze laag bestaat uit dode (verhoornde) afgeplatte cellen. In deze laag zit meestal wat cholesterol, een hydrofobe stof, wat vochtverlies voorkomt.
Onder de hoornlaag ligt het stratum lucidum, de heldere laag. Deze laag wordt zo genoemd omdat deze bij de meeste kleuringen helder oplicht onder de microscoop. Deze laag komt alleen in de wat dikkere huid, zoals op de handpalmen en de voetzolen.
De derde laag in de epidermis is de stratum granulosum. Deze laag bevat keratohyaliene korrels. Onder deze laag ligt het stratum spinosum. Dit is de grootste cellaag in de epidermis. Deze bevat zogenaamde stekelcellen die met elkaar verbonden zijn via keratinefilamenten. Dit geeft wat stevigheid.
De vierde laag in de epidermis is de stratum spinosum, de stekelcellaag. De cellen in deze laag zijn onderling sterk verbonden via de zogenaamde desmosomen (celbruggetjes), waardoor het er, onder de microscoop, uitziet alsof de cellen van deze laag 'stekels' hebben. Celdeling vindt in deze laag niet meer plaats. In de normale gezonde huid is dit de breedste laag. Wanneer het aantal cellen in deze laag groter is dan normaal noemen we dit acanthose. Men spreekt van spongiose als er zich in deze laag tussen de cellen teveel oedeem (vocht) bevindt. Het stratum spinosum en stratum basale samen noemen we de laag van Malpighi.
De onderste laag in de epidermis is het stratum basale, de basale laag. Alle bovenliggende cellen ontstaan meestal uit deze laag. Deze laag bestaat namelijk uit levende, delende cellen. Hoe hoger je in de huid komt, hoe platter de cellen worden en hoe minder levende cellen er zullen zijn. De bovenste lagen van de epidermis bevatten slechts dode cellen. In de basale laag komen ook melanocyten voor. Deze zorgen voor bescherming tegen UV-straling.
Dermis (Bron)
De lederhuid geeft de huid zijn stevigheid. Deze laag bestaat uit dicht bindweefsel, verdeeld over twee lagen. In de dermis komen ook talg- en zweetklieren, haarwortels en zenuwen voor. Ook zijn er bloedvaten in deze huidlaag.
Onder het stratum basale bevindt zich het stratum papillare. Deze laag bestaat uit fijne type III collageenvezels en netwerken van elastische vezels. In deze laag komen onder andere fibroblasten, macrofagen, dendritische cellen, mestcellen, leukocyten, lymfocyten en plasmacellen voor. Onder deze laag is het stratum reticulare. Dit is een veel dikkere laag van bindweefsel en bevat veel vezelmateriaal. Ongeveer 85% daarvan zijn type I collageenvezels.
Onder het stratum basale bevindt zich het stratum papillare. Deze laag bestaat uit fijne type III collageenvezels en netwerken van elastische vezels. In deze laag komen onder andere fibroblasten, macrofagen, dendritische cellen, mestcellen, leukocyten, lymfocyten en plasmacellen voor. Onder deze laag is het stratum reticulare. Dit is een veel dikkere laag van bindweefsel en bevat veel vezelmateriaal. Ongeveer 85% daarvan zijn type I collageenvezels.
Subcutis (Bron)
Deze laag bestaat voornamelijk uit vet. Deze laag wordt voornamelijk gebruikt voor vetopslag.
Huidaanhangselen (Bron)
Daarnaast worden de volgende gespecialiseerde weefseltypen in de huid onderscheiden, de zg. huidaanhangselen of -adnexen:
- Nagel
- Haar
- Zweetklier
- Talgklier
Pigment (Bron)
De cellen van de epidermis bevatten meestal grotere of kleinere hoeveelheden pigmentkorrels. Wanneer huid regelmatig aan zonlicht met ultraviolette straling wordt blootgesteld, wordt in de huid meer pigment gevormd en wordt de huid meer getint. Het pigment absorbeert de ultraviolette straling en voorkomt zo schade aan het onderliggend weefsel. Individuen bij wie het gen voor pigment niet werkt (albinisme) hebben geen huidpigment en zijn extreem gevoelig voor weefselschade door ultraviolette straling.
Overig (Bron)
- De samenstellende lagen van de huid kunnen sterk in dikte verschillen. De huid van de voetzool of handpalm is bijvoorbeeld dikker dan die van de handrug of buik. Bepaalde diersoorten hebben een nog veel dikkere huid dan de mens. Leer bestaat uit de dermis van dieren. Het wordt op verschillende manieren bewerkt, vooral door het bindweefseleiwit te denatureren door middel van looien.
- De huid van zoogdieren draagt vaak haar. Als de haren voldoende dicht op elkaar staan spreekt men over een vacht. Het haar dient voornamelijk om de warmte-isolatie van de huid verder te verbeteren.
- Beschadigde huid zal zich proberen te herstellen. Daarbij kan een litteken achterblijven dat vaak niet meer in staat is om pigment te vormen.
- De specialisatie van de geneeskunde die met huid te maken heeft heet dermatologie.
- De menselijke huid kent ongeveer acht miljoen bacteriën per vierkante centimeter. Er worden 182 van zulke bacteriesoorten onderscheiden, maar de samenstelling kan per persoon verschillen. Deze bacteriën zijn onontbeerlijk voor een gezonde huid.